
Voor de vogels wordt het vinden van voedsel nu stilaan moeilijk. Steeds meer komen ze in de richting van ons huis, hetgeen niet ongemerkt aan Ingrid voorbijgaat. De eerste mezenbollen worden opgehangen en na enige gewenning kwetteren onze gevleugelde vrinden om de beste eetplek. We zien koolmezen, pimpelmezen en zwartkopmezen maar ook boomklevers alsook een stel brutale eksters en vlaamse gaaien. Verderop vertoeven een eenzame specht en een kleine zwerm goudvinken. In de verte klinkt de aanstekelijke roep van een raaf.
Als we een uur later kijken is één bol compleet verdwenen. Vreemd! Al gauw ontdekken we twee, wel heel vreemde vogels die alle moeite doen een smakelijk bolletje te verorberen: Àhkkà en Matsi…