"Torp, wat betekent dat eigenlijk?", zo luidde de vraag in een recent ontvangen email, meteen gevolgd door "Dat is zeker hetzelfde als het nederlandse woord dorp, nietwaar?"
Tijd om een en ander uit te leggen en (wellicht) recht te zetten.
Torp betekent zoveel als pachtboerderij en was de benaming voor de kleinere huisjes die her en der op het platte land of in het bos werden gebouwd en bewoond. Meestal waren het kleine boerderijtjes met een enkele koe, een varken en een groententuin. De bewoners van een torp waren vaak arme, hardwerkende lieden die leefden mèt en vàn eenvoudige middelen.
Soms werd een torp gebouwd voor een dominee of andere geestelijke, zo'n huis heette dan een prästtorp. Een andere variant is een soldattorp, je raadt het al: een kleine boerderij voor iemand die in het leger had gediend.
Afsluitend nog een kleine, grammaticale aanvulling: torpet is "de pachtboerderij", want in de Zweedse taal wordt een lidwoord achter het zelfstandig naamwoord geplakt.